Pak je kans
Ik weet dat het bitterkoud zal zijn, ik weet echter ook dat vandaag één van mijn laatste kansen zal zijn om de komende weken nog te gaan Mortelen. De drang is groter dan de angst voor kou (die ik eigenlijk helemaal niet ken).
Onderweg in de auto spoken scenario's door mijn hoofd. Zal ik twee weken uitgeschakeld zijn? Een deskundige voorspelde een veel langere periode. Mij wacht een operatie die op zich niet zo zwaar is, maar een lange hinderlijke nasleep zal hebben. Carnaval kan ik op mijn buik schrijven, ik zal dit jaarlijkse vertier zeker gaan missen, ook al is "het niet meer zoals het geweest is". "Verrek Kuiko, je wordt oud. Je begint hetzelfde te doen als wat je oudere mensen vaak verwijt: vroeger was alles beter". Meer dan het missen van Carnaval zal ik het beginnende baltsen van het koppel op de toren van De Mortel gaan missen. Tot mijn schrik realiseer ik me dat ook het plaatsnemen achter de PC of het op schoot nemen van de laptop maar beperkt zal kunnen.
Dus zit ik in de auto en denk maar aan één ding: "carpseris vestra casus". (Grijp je kans)
De HB-weg is spekglad. Schuivend neem ik de afslag naar het weggetje naar de toren. Behoedzaam stuur ik mijn auto in de berm bij het spottersveldje. Een enkel voetspoor verraadt de komst en het vertrek van een mens op dit witte veldje. Tientallen sporen van een grote diversiteit aan vogeltjes doorkruist elkaar. De grootste concentratie aan sporen leidt naar en van het voederboompje. De plankjes zijn nagenoeg leeg. Ik loop even terug naar de auto en kom even later terug met een emmertje. Een handvol zaadjes en pitjes spreid ik uit. Nog voordat ik het dekseltje op het emmertje heb kunnen doen komen de eerste verkenners al van het nieuwe voer proeven. Alsof ze een teken geven verschijnen hun soortgenootjes uit het bos. Mezen, vinken, roodborst, merel, boomklever, ze zijn er allemaal weer.
Op de toren kan ik zoals ik al verwacht geen valk ontdekken. Om één of andere reden geven de valken de voorkeur aan posities aan de achterkant en de onzichtbare zijkant rechts. Ik vermoed dat het vooral met beschutting tegen de ijskoude wind te maken zal hebben. Als het hier aan de grond al zou ijzig is, hoe erg moet het daarboven dan wel niet zijn.
De buizerd zit weer op zijn vaste plekje. Ook die heeft zijn eigen voorkeur. Ik kijk nog wat verder om me heen. De lucht ziet er uit alsof het elk moment weer gaat sneeuwen. Door het witte landschap dat ook weer verblindend werkt, kan ik niet goed zien. Wanneer de ogen na een paar minuten wat beter aan de omstandigheden gewend zijn ga ik op pad. Eerst ga ik in het rechtsaf gedeelte van de HB-weg op zoek naar de eerste valk. Inderdaad zit daar met een hoog opgewaaid verenpak een valk. Ik neem zonder aarzeling aan dat het Miep of VieVie is (deze namen circuleren op de fora en ik kan uit beide geen keuze maken, ze zijn allebei spitsvondig, maar ik zou veel liever een ringnummer willen noemen, maar dat zit er niet in bij deze ongeringde vrouwtjesvalk).
Mijmerend vraag ik me af of de forumleden het over hun hart kunnen verkrijgen om deze valk, mócht ze dit jaar een nestje grootbrengen, ooit de naam MA te kunnen geven. Deze titel is zo onlosmakelijk en liefderijk verbonden aan de eerste bewoonster van deze toren dat het heel moeilijk zal zijn om dat uit de strot te krijgen: MA voor deze valk, die bij mijn weten nog steeds door niemand volmondig als de echte vervangster van S2 is erkend. En dan te weten dat S2 het bij velen altijd heeft moeten afleggen tegen de enige echte MA.
Ik draai me om en loop terug naar het verharde, maar ook spekgladde, deel van de weg. Ik zoek de zachte sneeuw op en loop in de richting van de Snelle Loop. Het overheersende wit wordt door een breed zwart lint onderbroken. De stromende Snelle Loop is nog ijsvrij. In de boompjes waar vorige week de staartmeesjes nog hingen is nu geen enkel vogeltje te bekennen. Mijn zware schoenen klossen over het paadje langs de Loop. Vlakbij het bruggetje kan ik door de bomen heen zien dat ook de lamp aan de achterkant bezet is. Ik neem zonder meer aan dat dit onze PA is. Ik maak een plaatje en loop verder. Mijn schoenen stappen zwaar over de bevroren grond. Een reiger komt recht op me af. Ik sta stokstil en wacht af wat er gebeurt. Opeens lijkt de nietvermoedende reiger me te zien en met een typische schreew zwenkt ie plotseling af om met een boog om het bos aan de overkant van de Loop zijn weg te vervolgen. Ik moet er om lachen. Dit beest schrok zich wild, maar ik doe toch echt niks hoor.
Ik hoor de buizerd. Hij zit niet ver van me vandaan. Dan opeens de beweging. Dichtbij het betonblok bij de splitsing van de Loop moet ie ergens gezeten hebben. Ook hij maakt zich gehaast weg.
Genietend van het prachtige landschap maak ik wat plaatjes om me vervolgens om te draaien en terug te gaan naar het bruggetje. Ik steek de Loop over en kuier even door naar de ganzenpoel. Die is witbevroren. Onderweg erheen vallen me wat zwarte hopen op. Om zeker te gaan, stoot ik er met mijn voet tegen. Het zijn inderdaad molshopen. Hier is een ijverige mol aan de slag geweest. Ik vraag me altijd af waar zo'n mol de kracht vandaan haalt om de bevroren grond zo te bewerken.
De valk, waarvan ik toch vrij zeker ben dat het inderdaad PA is, zit nog altijd op zijn plekje. Ik loop weer terug naar het bruggetje en zie dan een klein vogeltje in het struikgewas zitten. Ik zie nog niet direct wat het is, maar wanneer mijn camera inzoomt herken ik het propje onmiddellijk: een roodborstje. Ik vind dit vogeltje een toonbeeld van een van de kou opgezet propje. Ze zijn in al hun eenvoud zo prachtig. Ik hoorde laatst dat mannetjes en vrouwtjes het andere geslacht amper herkennen. Ik doe dus al helemaal geen moeite om het verschil in me op te nemen. "Klik", zegt mijn camera eenvoudig. Dan marcheer ik weer verder. Terug naar het veldje, en na een minuutje of wat terug naar de auto en na een zorgvuldig keren op de weg, terug naar de warme kachel.
Tot wirrus....